De volledige tekst
Eén. Het moet begin jaren ’80 geweest zijn, in de Dansaertstraat mocht je nog gewoon geen geld hebben. Wie de Beursschouwburg niet bezocht, telde niet mee. Iemand had me met klem aangeraden naar een voorstelling van Radeis te gaan, waar ik toen – ik moet het bekennen – nog nooit van gehoord had. Ik mocht het niet missen, zei hij, want het gerucht ging dat ze er zouden mee ophouden. In die tijd had de Beursschouwburg nog een royale trap, wit en glanzend staat het me voor, en godbetert, een schouwburg. Ik kwam die trap op en keek geïmponeerd naar het hippe genootschap dat het allemaal al wist en gezien had, veel praatjes had en slim stond te lachen. In de hoek van de trappenzaal, tevens cafetaria, zag ik een soortement boekenstalletje en vooral het meisje dat daar de dienst uitmaakte: een stervelinge van het zeer vrouwelijke soort, opgetrokken uit louter lavendel en honing. Ze bezocht Griekse naaktstranden en las daar alleen James Joyce – dat zag je zo. Ze bleek programmablaadjes uit te delen. Ze verwaardigde zich mij vriendelijk toe te knikken, alsof ik iemand was die erbij hoorde. Bijna bij de ingang van de zaal keerde ik op mijn stappen terug en vroeg haar zo nonchalant mogelijk of ik een tekstboekje kon kopen en hoeveel dat kostte. Eerst zag ik haar ogen opglinsteren, dan keek ze me aan, met iets van verwondering en een toets van spot in haar blik. Ik zag hoe haar glimlach gaandeweg veranderde in een brede, luide, doorleefde lach, die stevig opklonk in de trappenzaal en de aandacht van het toogvolk trok. ‘Meneer’, zei ze, met twinkelende ogen en me inschattend als een jongentje dat tot dan toe alleen via het Davidsfonds toegang had gehad tot zekere vormen van cultuurbeleving, ‘Radeis speelt zonder tekst, ik kan u geen tekstboekje verkopen.’ De voorstelling maakte me vervolgens minuut per minuut duidelijker waarom ze me zo uitgelachen had. Toen het tijd voor applaus was, nam ik daar beleefdheidshalve aan deel en oordeelde dat Radeis er inderdaad beter mee kon ophouden.
Twee. Midden jaren ’80, de Beursschouwburg bleef maar bloeien en gloeien, en vervulde in het toenmalige kunstenlandschap met glans de rol van baken, ijkpunt en epicentrum. Logisch dat de lezingenreeks Hard op de tong, waaraan mensen deelnamen die een heel duidelijke, liefst provocerende mening over iets hadden, dààr en niet elders plaatsvond. Die avond zou het over hedendaagse kunst gaan. Op het podium stond een mannetje van middelbare leeftijd. Het maakte zich gaandeweg vreselijk boos, en ging zich steeds meer ergeren aan vanalles, tot het uiteindelijk wiekend en wiegend aan het katheder stond te tieren en te tuiten. De organisatoren konden tevreden zijn: deze meneer had zich in elk geval keurig aan de woordspeling in de titel van de lezingenreeks gehouden, maar dan wel zo dat ik waarschijnlijk niet de enige in de zaal was die vreesde dat hij erin zou blijven. Je zag in het publiek verschillende mensen zich afvragen of er een dokter in de zaal was. Ik kan me de naam van de Zeer Boze Man niet herinneren, maar ik ben er nagenoeg zeker van dat ik daar en dan voor het eerst naar Jan Hoet heb geluisterd.
Drie. 1987. De Beursschouwburg voer onder het bewind van een elegante en beschaafde heer, te weten Johan Wambacq. De Brailleliga had me gevraagd of ik er iets voor voelde een benefiet te organiseren. Ik klopte bij Johan aan, die prompt de poorten van zijn tempel openzette. Het programma heette Zeven schrijvers, en van de beste. Marcel van Maele, zelf blind, ontwierp een prachtig decor; hij vroeg me een twintigtal lange kartonnen tapijtrollen te verzamelen, liet die allemaal wit schilderen en ophangen aan trekken en verwees op die manier naar zowel blindenstokken als naar gevangenistralies , aldus de beperkingen en onvrijheden van onze blinde medemens perfect illustrerend. De toenmalige fine fleur van literair Vlaanderen trad op. Ik had ook Marcel Vanthilt uitgenodigd en hem gevraagd of hij passages uit Lazarillo de Tormes wilde voorlezen, kwestie van de goede luim er een beetje in te houden. Benefieten zijn vaak onkritische samenkomsten vol eigen lof. Lazarillo de Tormes is een Spaanse 16de-eeuwse schelmenroman, een briljante satire waarvan de auteur niet bekend is. Het hoofdpersonage is een jongeman die zich als blinde voordoet, daar zoveel mogelijk profijt uit probeert te halen en de goegemeente danig bedriegt en te kakken zet. Alles verliep vlot, ik was niet geheel ontevreden over een en ander, tot ik na de voorstelling de mensen van de Brailleliga om hun bevindingen vroeg. Die bleken de voorstelling niet bepaald als vlot ervaren te hebben, en ze waren ook niet geheel tevreden over een en ander. Ik kreeg, op een paar stappen verwijderd van de plaats waar een paar jaar tevoren het godinnetje me smakelijk had uitgelachen, de volle laag en mocht en plein public een regelrechte scheldtirade ondergaan.
Luc Coorevits, Behoud de Begeerte
Radeis speelde in januari 1983 een herneming van Ik wist niet dat Engeland zo mooi was, in september van datzelfde jaar de Belgische première van Echafaudages. Jan Hoet gaf zijn Hard op de tong-lezing, de derde in de reeks, op 30 oktober 1984. (red.)